Tramwegen
De ontwikkeling van de tram in Nederland begon enkele decennia na de opening van de eerste spoorlijn. Toch zijn de eerste plannen voor een tramlijn al 5 jaar na de opening van de spoorlijn Amsterdam – Haarlem gepubliceerd. Een fabrikant uit Den Haag, Cornelis Soetens, vraagt in 1844 bij Koning Willem II een concessie aan voor een zogenaamd “Asphalt-Spoor” in de Straatweg van Rotterdam naar Den Haag. Dit plan is nooit tot uitvoering gekomen.
Soetens is wel verder gegaan met het ontwikkelen van zijn plannen, hetgeen in 1866 heeft geleid tot de opening van een tramverbinding tussen Den Haag en Delft. Den Haag, en daarmee Nederland, het echter in 1864 de primeur van een eerste tram. Dit was de verbinding tussen Den Haag en Scheveningen, geëxploiteerd door de Dutch Tramway Company. Beide verbindingen werden met paardentractie uitgevoerd.
De paardentram verspreidde zich snel over het land en zou tot 1930 blijven bestaan. De meeste grote steden in ons land hebben een netwerk van paardentrams gehad. De laatste paardentram was de interlokale verbinding van Makkum naar Harkezijl in Friesland.
In de 19e eeuw kwam algauw de gedachte dat een tram die door de straten reed, ook op een andere manier dan met een paard aangedreven kon worden. Het idee van de stoomtram ontwikkelde zich. Tramlijnen waren eenvoudiger van aanleg, onder meer door het gebruik van lichtere rails.
Ook de eerste stoomtram reed in Den Haag. Op 1 mei 1879 reed de eerste stoomtram tussen het station Staatsspoor en Scheveningen. Deze eerste verbinding werd al gauw gevolgd door talrijke stoomtramverbindingen in het hele land. De stoomtram werd vooral ingezet voor interlokale verbindingen. De stadsstoomtram heeft in Nederland niet bestaan.
De stoomtram is nog altijd bij enkele museumlijnen te zien, zoals tussen Hoorn en Medemblik en tussen Ouddorp en Scharendijke.
De grote ontwikkeling van tramlijnen kwam met de invoering van de elektrische tractie. De elektrische tram is vooral een Duitse ontwikkeling geweest, waar de naam Siemens aan verbonden is. In Nederland reed de eerste elektrische tram in 1882 in Zandvoort. Deze tram heeft maar kort bestaan. Pas in 1899 kwam de elektrische tram terug in Zandvoort met een verbinding vanuit Haarlem. In dat jaar werd in Haarlem een tweede lijn geopend tussen Station Haarlem en Den Hout. Deze lijn werd als ringlijn door Haarlem aangelegd.
Geleidelijk zou de elektrische tram zich uitbreiden in zowel veel steden als in het interlokale verkeer. De paardentram verdween uit het stadsbeeld en een aantal stoomtramlijnen werd ook vervangen door de elektrische tram.
Op dit moment heeft Nederland nog drie stadstramnetten, namelijk in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Daarnaast zijn er nog de interlokale lijnen van Den Haag naar Delft, van Den Haag naar Zoetermeer (onderdeel van RandstadRail) en van Utrecht naar Nieuwegein en naar de Uithof. Op langere termijn is een interlokale tram te verwachten tussen Hasselt in België en Maastricht.
Deze pagina is voor het laatst aangepast op 6 april 2020.