Maas-Buurtspoorweg 100 jaar
Samengesteld door Rudi Liebrand
Op 31 mei 1913 vond de openingsrit plaats op de lijn Nijmegen – Gennep – Venlo van de Maas-Buurtspoorweg Maatschappij (MBS). De concessieaanvraag had 12 jaar geduurd, de aanleg van de 63 km lange lijn kostte 9 maanden. Zes Hohenzollern stoomlocs verzorgden de dienst; later kwamen er nog twee bij. De tram maakte een eind aan de geïsoleerdheid van de bewoners in de Noordlimburgse dorpen en bracht er economische groei. Aanvankelijk was er vooral vervoer van post, melk. agrarische producten, bakstenen, vee en stukgoederen. Vooral na de aanleg van een havenspoor naar de Maaskade in Venlo kwam het bulkvervoer tot ontwikkeling: kunstmest, zand, grind,basalt en mijnhout.
De MBS nam in 1929 de 20 km lange lijn Venlo-Beringen over van de LTM, en opende een jaar later een verbindingsspoor, waarna doorgaand van Nijmegen naar Beringen gereden kon worden. Om de kosten te verlagen werden in eigen beheer vanaf 1934 vijf post-/bagagewagens omgebouwd tot diesel-elektrische motorwagens, die de stoomlocs (bijna) overbodig maakten. Zodra de olieleveranties aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werden stopzet, werden de oude stoomlocs opgelapt en weer in dienst gesteld. In 1942/43 kregen drie motorwagens een houtgasgenerator, waarna ze weer de baan op konden.
Door oorlogshandelingen reden op 17 september 1944 de laatste trams. Zowel het rollend materieel als de baan waren zodanig verwoest dat de tramdienst na de oorlog niet meer hersteld werd. De dieselelektrische motorwagens en de rijtuigen werden verkocht aan de RTM in Rotterdam. De M67 (ex MBS Diesel IV) reed nog toch tot 1965, waarna zij in het Utrechtse Spoorwegmuseum belandde. Sinds 2009 rijdt deze, geheel gerestaureerd, bij het RTM-museum in Ouddorp.
In 2013 is het boek “Het verhaal van de Maas-Buurttram” van R. Liebrand verschenen.
13 april 2013