Winterreis Noorwegen en Zweden

11 maart 2008

door Esther van Nie

De reis start met een flinke portie onthaasten. De boot van Hirthals naar Kristiansand vaart niet en we reizen met een omtrekkende beweging via Kopenhagen, Göteborg en Oslo naar onze eerste excursieplaats Stavanger. Twee nachttreinen achter elkaar, we vreten heel wat kilometers en hebben ruim de tijd om weer eens bij te praten. Bij een enkeling daagt het besef dat we misschien nog wel véél meer kilometers zullen gaan maken … Nou, reken maar!

Stavanger is niet erg groot, we hebben het stadje al snel doorkruist en gaan op weg naar Sandnes om de spoorverdubbeling te bekijken. De agglomeratie groeit uit z’n jasje en heeft een uitbreiding van de lijn nodig. We kleumen wat af en warmen weer op tijdens de presentatie op het kantoor van Jernbaneverket. ’s Middags hebben we nog net genoeg tijd om door het oliemuseum te rennen, olie is toch de basis van de economie van Stavanger. Met de fast ferry in weer en wind naar Bergen, een mooie vaartocht door de archipellago, op de grens van zeeziekte. Buitengaats deint het lekker. Bergen ligt er prachtig bij in de zon, de oude hanzehuizen en de bebouwing op de berg zien er veelbelovend uit. Maar, nog steeds geen sneeuw te zien. Wel regenbuien. Met de Fløibanen gaan we de berg op en genieten dan toch in de stralende zon van het uitzicht over de fjorden, Bergen en de haven. Vracht- en cruiseschepen varen af en aan.

De volgende dag staat geheel in het teken van Norway in a Nutshell (trein-bus-boot- Flåmsbana-trein) met als railhoogtepunt de Flåmsbana. We kopen losse tickets her en der en tot groot afgrijzen van enkele reisgenoten betaal ik maar liefst 13 kronen minder voor mijn buskaartje, per 3 zijn ze dus goedkoper! Daarop besluit ons vrolijke negental dat ik de rest van de dag ook overal de tickets mag kopen, dat levert niet altijd het gewenste resultaat op, maar wel een hoop lol. De tocht met de reguliere veerboot door het Sognefjord en het Aurlandsfjord is adembenemend. Het water is kalm en zwart, een ultieme spiegel voor de besneeuwde bergen eromheen. Liefelijke nederzettingen met typische Noorse rurale architectuur vervolmaken het plaatje. We reizen verder per trein van Flåm naar Myrdal, de wereldberoemde lijn die in 20,20 km 864 meter stijgt, cirkelt en kronkelt door een prachtig berglandschap. We rijden door 20 tunnels en eindelijk, eindelijk staan we dan echt in de sneeuw en wel een meter dik! Winterreis! Van Myrdal zakken we weer af naar Bergen in een trein vol met langlaufers en snowboarders.

De volgende dag op weg naar Oslo zullen we de kans krijgen bijna sneeuwblind te worden. De rollende kofferparade beweegt zich rammelend over de kasseien naar het station, Bergen is nu wakker. Vanuit comfortabele positie laten we het glooiende sneeuwwitte landschap aan ons voorbij glijden. We stoppen vaak, soms bij stations die niet als zodanig herkenbaar zijn, maar waarvan de Noren gretig gebruik maken. De ski’s worden op het perron gegooid, aangeklikt en zoefzoef daar verdwijnen de langlaufers de vlaktes op. Meren volgens onze kaart, bevroren en besneeuwd. Waar je maar kijkt liggen de loipes. Veel huizen zijn nu alleen per ski of sneeuwscooter bereikbaar. Voor de liefhebbers: we passeren het hoogst gelegen railpunt van Noord-Europa. In Oslo ligt het hotel om de hoek van het station, maar toch is de weg lang, drie keer rechts is één keer links zullen we maar zeggen. We rammelen ’s middags met het oude materieel van metrolijn 1 naar Holmenkolmen en weer terug naar de stad. Het is nu guur en winderig als we boven gekomen dezelfde weg lopen als 6 maanden geleden, alleen ligt die nu een meter hoger door ijs en sneeuw.

De lange rit naar Trondheim is er weer een vol sneeuw en ijs, we zitten er relaxt bij met koffie en thee en laten het landschap als een film aan ons voorbij gaan. Tegentreinen hebben zachte witte neuzen. Trondheim is een oude handelsplaats met in de haven oude houten pakhuizen op palen. In de binnenstad zien we veel grote imposante granieten bankgebouwen als teken van rijkdom. Zelfs de kerk is hier rijk, een heuse kathedraal met klooster deze keer uit steen opgetrokken, niet uit hout. ’s Avonds wacht ons een tramexcursie met museummaterieel van de binnenstad naar het hooggelegen eindpunt Lian in de besneeuwde heuvels. Maar waarom de bestuurder nu op het eindpunt bij de wissel net even achteruit reed zullen we nooit weten, maar het kraakt en piept en we zijn echt ontspoord. Het is koud, donker en er ligt 40 cm sneeuw. Wel een beetje zielig, maar we laten onze Chartervogn toch alleen achter met haar helpers. Gelukkig zien we haar de volgende dag weer veilig terug in de remise. De volgende ochtend gaan we op pad naar de werkplaats van de NSB, maar niet nadat we in glorieuze ambiance (het Britannia-hotel is prachtig oud en stijlvol, maar zo groot dat we verdwalen door de eindeloze gangen) het ontbijt nuttigen. De keuze uit 10 soorten vis verbaast ons niet. Gefermenteerd, gemarineerd, gezouten, gezoet, rauw en in pasta uit de tube. Wel erg heftig zo ’s ochtends vroeg.

We reizen naar Östersund en zijn en passant in Zweden beland. “Hoe weet jij dat we in Zweden zijn?” vraagt een wakkere reisgenoot ons, terwijl we alleen maar wit om ons heen zien. “Nou er stond een bord langs de baan op de grens!”. Aan beide zijden van de grens is de sneeuw wit. We slepen ons met bagage en al het theaterhotel binnen (een aanrader) en proberen een elandbiefstuk te lijf te gaan. Ik geef het op en denk nog even aan al die lekkere vissigheden van het ontbijt. Gelukkig staat ook nu weer prima aardappelgratin op tafel. Een soort nationaal gerecht lijkt het wel. Östersund gaat verder geheel aan ons voorbij, morgen wacht ons een Grote Dag. De Grote Dag is inderdaad een Top Dag. Met de Inlandsbanan reizen we van Östersund naar Mora. Getrokken door een NOHAB, geheel gestyled in het blauw-oranje van de Grand Nordic Express. Die striping, daar kunnen we nog wel over twisten, maar de tocht is meer dan geweldig. Fotostops, schijnvertrekken, die ik nog steeds liever schijndoorkomsten noem, meer dan een meter sneeuw, geweldige catering en erg enthousiast personeel. Met een enorme inzet en motivatie kun je dus met 3 mensen (kok, machinist en assistente) zo’n dag tot een succes maken. We hebben de hele dag zon, het waait nauwelijks en tijdens een fotostop als we buiten genieten van het zonnetje, is er iemand die fluistert: “Een heel klein ontsporinkje zou ik nu helemaal niet zo erg vinden.” Foei!

Nog voor het avondeten struinen we door Mora, een alleraardigst plaatsje dat eens per jaar wordt opgeschrikt door tienduizenden langlaufers die deelnemen aan de Vasaloppet. Hoewel het meer bevroren is, zien we de volgende ochtend slechts één langlaufer die samen met zijn hond de witte weidsheid trotseert. We nemen een dag vrij, slapen uit en gaan pas later ’s ochtends op weg via Börlange en Ludvika naar Kristinehamn. We starten met Motorvagnståg type TiB X50/X51/X54. Mooi nieuw materieel. De conductrice beheert ook de koffiebar in de trein die, als zij de kaartcontrole doet, geheel ongemoeid gelaten wordt. Geen spoor van vandalisme. Het laatste deel van de lijn van vandaag is nog maar twee jaar weer open voor passagiersvervoer, een oude railbus wijst ons de weg. We rijden door een geheel ander landschap dan de afgelopen dagen. Uitgestrekte moerassen, een ongekende zompigheid links en rechts van de baan. Een wonder dat we niet ter plekke wegzakken en veenlijken vinden, de ondergrond is nog bevroren gelukkig, we komen veilig aan op onze bestemming.

In Kristinehamn bezoeken we bij toeval het winkelmuseum en vertelt een enthousiaste Zweed ons alles over winkelneringen in het oude Zweden, de piggy bank (ook wel lusasken geheten, een spaarbank voor de weduwen en kinderen van verdronken zeelieden en uitkeringen in slechte tijden), de gesloten brug waardoor Kristinehamn geen echte haven heeft en hoe mooi Zweden wel is. We nemen met moeite afscheid van de man en doneren onze munten in de lusasken, die werkt namelijk nog steeds! ’s Avonds in Kristinehamn is er een bijzondere lezing van een bijzondere railman, Lars Yngström. Vol humor en sappige details weet hij erg onderhoudend te vertellen over de Zweedse spoorwegen, de gevolgen van privatisering en hoe je daar creatief mee om kunt gaan. Een soort handleiding voor iedereen die een railonderneming wil beginnen.

De ochtend van de laatste railexcursie wacht ons een koude verrassing, maar de dag zal een uiterst humoristisch slot krijgen. De wind giert door het uitgestorven stadje, het is Goede Vrijdag en alles is dicht, potdicht. Chillingfactor 10, minstens. In de stationshal warmen de lokale drinkeboeren zich aan bier en borrel. Wij wachten op de oranje-gele SMoK (Svenska Motorvagnsklubben) motorwagen. De configuratie komt netjes binnenrijden, passagierswagon-bagagewagen-passagierswagon. Het is een vrije dag dus vrijwilligers zijn met man, vrouw en kinderen ruim aanwezig. In de achterste wagen is het gezellig druk met Zweden, maar niet vol. We zitten ruim, warm, knus met koffie en kaneelkoeken, goedgehumeurde Zweden en een slapende baby gezellig naar buiten te kijken. De baby heeft heel toepasselijke een rompertje met de opdruk van een treintje aan, daaronder een hemdje met een locomotiefje. Als dat geen railfan wordt dan weet ik het niet meer. Halverwege de rit, in Lidköping wacht ons een ijzige verrassing. De chillingfactor is nu 20 en het stadje is bijna op slot. We worden door de wind naar het centrum geblazen, eten er vage worst en erg vage aardappelpuree-uit-een-pakje. Alleen de koffie is er niet vaag. Die is overal in Scandinavië erg goed. Tegen de wind in ploegen we terug naar onze warme motorvagn, wagen ons bijna niet aan foto’s. Aan het eind van de rit is het bezoek aan het depot ook van het ijzige soort. En hoewel er een behoorlijke tros bezems staat, is het ons duidelijk dat de vrijwilligers die niet zo vaak gebruiken. Het heeft wat voeten in aarde, maar uiteindelijk worden we dan toch naar het station van Falköping gerangeerd. De lokale Zweden aldaar hebben de kolder in de kop, racen slippend over beijsde kruispunten door rood. Gierende banden en een hoop lawaai. Voor het eerst deze winter zien ze sneeuw en worden helemaal gek. Rare jongens, die Zweden.

Op het stationsplein is er sprake van een schisma in de groep. De die-hards gaan de poolwind trotseren en lopen naar het hotel. De rest gaat met de taxi. Maar de eerste groep heeft de reisleider en dat scheelt! Na 50 meter houdt hij een stadsbus aan en vraagt of die naar het centrum gaat, naar het hotel. Onder luid gejuich stappen we allemaal in, buiten wordt er nog geracet, de taxi’s halen ons in, maar onze chauffeur rondt behoedzaam de beijsde rotondes. Op het moment dat de receptioniste in het hotel stellig beweert dat er géén bus rijdt naar het hotel, stopt de buschauffeur zijn bus bij de voordeur van het hotel! Bij de receptie is de verbazing groot, in de bus liggen wij dubbel van het lachen. Tsja, wij hadden de reisleider! Tot de volgende ochtend komen we het hotel niet meer uit, het slotdiner is beregezellig en we besluiten de hotelbar toch maar leeg te drinken, morgen wordt immers de terugreis ingezet. Ook in Göteborg is het bijzonder koud, maar deze keer droog. We banjeren nog wat door de stad, op zoek naar een Vikingschip dat een tallship (stalen driemaster) blijkt te zijn. Op zoek naar de viskerk, waar men heilig in vis gelooft, maar nergens anders in. Op zoek naar tramkaartjes, maar we moeten zwartrijden bij gebrek aan munten. Mijn Moleskine is inmiddels ook volgeschreven. We geloven nu echt dat de reis voorbij is. In Kopenhagen stappen we in onze nachttrein en worden nog voor de grens wakker.

We lummelen Nederland in en zwaaien op de perrons naar achterblijvers. We hebben dan zo’n slordige 6350 km per trein met elkaar gereisd (gerekend vanaf Arnhem) en 175 stoempende bootkilometers. In Amsterdam CS kunnen we nog boodschappen doen terwijl het eerste Paasdag is. Nog voor de middag lopen we onze straat in en … HET SNEEUWT!

Klik hier voor een uitgebreid fotoverslag.