Winterreis Bulgarije 2007
door Albert Hauber
Een reis die gladjes verloopt kan saai zijn, NVBS’ers zoeken avontuur. De winterreis was er dan ook een vol verrassingen; enige aangekondigd, maar de meeste onverwacht. Die laatste begonnen al snel.
Toen de 47 deelnemers op donderdag 15 februari 2007 in Nederland in de ICE stapten kon niemand bevroeden dat het uitstappen in Duisburg voor twee niet als traag bekend staande deelnemers onoverwinnelijke problemen zou opleveren. Zij kwamen voor een gesloten deur en konden pas in Düsseldorf overstappen op de ICE naar München.
Na enige uren avondlijke verkenningen in de Beierse hoofdstad werden wij verrast in de nachttrein naar Zagreb door de splinternieuwe HR-slaapwagens, waarop de maatschappij zelf ook trots leek te zijn, gezien de reacties uitlokkende uitspraak ‘Kroatische spoorwegen, de modernste van Europa’. Na te zijn overgestapt op een zitrijtuig werd pas goed duidelijk dat deze trein gezien het tempo waarmee richting Servië wordt gereden de naam ‘expres’ nauwelijks verdient.
Servië ligt niet in de EU en is derhalve alleen toegankelijk met een paspoort. Dit bleek een van de deelnemers niet op zak te hebben, waardoor hij voor de tegenwaarde van €60 een transitvisum moest aanschaffen. Dit kon niet ter plekke, dus werd per politieauto een en ander geregeld. Opmerkelijk is dat de trein bleef wachten en daarmee een vertraging van twintig minuten opliep, hetgeen de weinige normale passagiers gelaten ondergingen.
Toen de trein zich tenslotte op weg naar Belgrado begaf werd duidelijk in welke deplorabele toestand Servië zich bevindt. Het leek wel of we de townships bij Johannesburg doorkruisten, zo uitgebreid waren in buurt van Belgrado de complexen hutjes waarin op de meest armoedige wijze hele gezinnen zijn gehuisvest. Dit stond in schril contrast tot het waardige Jugendstil-hotel waarin wij ’s avonds op een overdadig zesgangendiner werden getrakteerd.
De paar uur vrij tijd in Belgrado werd gebruikt voor stadsverkenningen, waarbij de tram natuurlijk het favoriete vervoermiddel was. Op de vraag bij de receptie of daar ook tramkaartjes werden verkocht, kwam de reactie dat na 14.00 uur de tram gratis is omdat er toch niet wordt gecontroleerd. Met deze wetenschap gewapend maakte een aantal groepsleden een rit met ringlijn 2. Op een gegeven moment verschenen er wel degelijk controleurs, of althans personen die zich daarvoor uitgaven. Hun voornemen ons te beboeten wekte bij een aantal lokale medepassagiers heftig protest op wat er toe leidde dat wij met een normale betaling konden volstaan.
Wat de ligging van het spoor betreft lijkt Belgrado met St. Petersburg te wedijveren om de slechtste graad van onderhoud. Zelfs de overgenomen Baselse trams bieden vooral in de buitenwijken weinig comfortabel vervoer, om van de Tatra’s maar te zwijgen.
De volgende ochtend wachtte ons op het Staatsspoorachtige station van Belgrado opnieuw een verrassing. Een figuur in spijkerbroek die zich voor stationschef uitgaf, meldde dat de beloofde eersteklaswagen niet beschikbaar was en zou worden vervangen door een rijtuig tweede klas,’a very good car’. Inderdaad bleken toen de trein een uur na vertrektijd in beweging kwam de rijeigenschappen redelijk en ontbrak het slechts aan afsluitmogelijkheden van de toiletten en aan verlichting.
De lage gemiddelde snelheid (beperkingen tot 30 of zelfs 10 kilometer per uur waren aan de orde van de dag) zorgde er voor dat de vertraging steeds meer toenam. Het kopmaken en overschakelen op dieseltractie in Nis leverde echter enige tijdwinst op. Uiteindelijk kwamen we na het doorkruisen van een interessant berglandschap aan op het best onderhouden station van Servië: Dimitrovgrad, het grensstation met Bulgarije. Daarna ging het elektrisch verder met een snelheid van wel 80 tot 100 kilometer per uur, een nieuwe ervaring die dag.
In Sofia stond onze Bulgaarse gids en tramspecialist Assen Stoyanov met drie vliegreizigers klaar om ons naar het hotel te begeleiden. Na het wegjagen van enige zwerfhonden – een typisch Bulgaars fenomeen – die voor de deur van het hotel een warm plekje hadden gevonden, kwam een einde aan een lange reisdag. Dat rechtvaardigde een meer relaxed programma de volgende dag.
Precies op tijd vertrok tram Tw92 (uit 1935) met Retro-bijwagen met ons gezelschap voor een rondrit over het uitgebreide smalspoornet van Sofia, dat overigens door metro-aanleg enige aderlatingen moet ondergaan. Na afloop gingen de meeste deelnemers de historische en culturele geneugten van de stad opsnuiven, terwijl de tramfanatici de dagkaart verder gingen benutten, door onder andere ritten te maken op de beide normaalsporige lijnen met materieel uit Bonn.
Tijdens die ritten viel op dat frequent en op geraffineerde wijze op plaatsbewijzen wordt gecontroleerd. Een normaal uitziende persoon stapt bij een halte in en trekt als de tram rijdt bij verrassing een plastic bedrijfsjack aan en begint aan de controletaak.
Ook de volgende dag, gereserveerd voor een rit per speciale stoomtrein op de smalspoorlijn tussen Septemvri en Velingrad, bleef niet zonder verrassingen. Immers, toen na het waternemen in Dolene onze stoomlocomotief 60976 halverwege de eerste steile helling was liet hij het afweten. Ook herhaalde pogingen om de trein weer op gang te brengen bleven zonder resultaat. Er was geen keus, de trein moest na een speciale lastgeving voorzichtig achteruit de helling af, waar beneden de diensttrein al stond te wachten. Vervuild water bleek de leidingen te hebben verstopt.
Een en ander heeft op dit enkelsporige traject geleid tot verstoring van de dienstregeling, waardoor wij later dan gepland Avramovo – het hoogste punt van de lijn met enige sneeuwresten – en het eindpunt Dobrinishte bereikten.
Dat ook de weginfrastructuur niet van de hoogste kwaliteit is, merkten we tijdens de busrit terug; door de vele gaten in de weg arriveerden we pas laat in ons mooie designhotel waar de liefhebbers de dag afsloten met een duik in het verwarmde buitenbad.
In het hooggelegen oude centrum van Plovdiv, dat de volgende dag na een korte treinrit werd bereikt, kwamen de cultuurminnenden weer volledig aan hun trekken met als letterlijk en figuurlijk hoogtepunt het Romeinse amfitheater. Voor wie het klimmen en het slechte en ongelijke plaveisel vermoeiend was geweest kon de dag daarop uitrusten door heel comfortabel in de eersteklas van onze extra trein plaats te nemen. De dagvullende rit werd slechts onderbroken door bezichtiging van ex-DDR e-locs en het wegens gebreken afkoppelen van een van onze rijtuigen.
Een Russenschreck bracht ons via een hoogte van 1000 meter waar opnieuw sneeuwballen konden worden gegooid, op de afgesproken tijd in het populaire Veliko Tarnovo – ooit de hoofdstad van Bulgarije. Dit toeristenoord ligt met de oude vestingstad aan de sterk meanderende rivier de Jantra, die een diep dal heeft uitgeslepen, waardoor er grote hoogteverschillen zijn ontstaan.
De laatste stoomrit van deze reis zorgde opnieuw voor een ditmaal geplande maar zorgvuldig geheim gehouden verrassing. Naast de in het programma aangekondigde loc 16.01 reed loc 15.215 in voorspan mee. Dit evenement zorgde voor veel belangstelling van jong – een kleuterklas die wij van snoep voorzagen – en oud. In Lovetsch waar de 16.01 achterbleef zag het zwart van de nieuwsgierigen, die het spektakel met hun gsm’tjes fotografeerden.
Het dagprogramma werd vervolgd met een bezoek aan het klooster van Trojan, waar we uitleg kregen over de icoon van Maria met de drie handen. De busrit naar het hotel bleek langer dan verwacht, wat een tweetal sanitaire noodstops noodzakelijk maakte.
De laatste rit in Bulgarije bracht ons via een bochtige en slecht gelegen lijn met geringe snelheid naar de grensplaats Ruse. De volgende ochtend werd na een bezoek aan het spoorwegmuseum langs de grensrivier de Donau de gecombineerde weg-spoor-brug bezocht, waarna de koffers voor de terugreis konden worden gepakt. De trein uit Istanbul kwam met negentig minuten vertraging binnen en reed vervolgens met een slakkengang over de gammele grensbrug naar Roemenië.
Na langdurig grensoponthoud werd Boekarest nog redelijk vlot bereikt. De veiligheidssituatie in het station van Boekarest Noord bleek duidelijk verbeterd, overal was toegangscontrole. Zoals voorzien was er na de nachtrit in Boedapest tijd voor een stadswandeling alvorens de intercity ons naar de laatste overnachtingplaats Sankt Pölten bracht. Daar viel de verfijnde kwaliteit van de Westerse keuken op, hoewel niet iedereen daarvan kon genieten.
Door het heldere weer met grote temperatuurverschillen, van lenteachtig tot snerpend koud was een aantal deelnemers niet meer in de topconditie waarmee ze aan de reis begonnen. Dat neemt niet weg dat op maandag 26 februari in de ICE naar huis iedereen terugkeek op een zeer geslaagde reis door negen landen, goed voorbereid en perfect uitgevoerd door Ronald Bokhove.
15 februari 2007