Van de Bosporus naar de Rode Zee
door Wil Michiels
Op 9 oktober 2008 bereiken 42 SNE’ers per trein of vliegtuig Istanbul. De Aya Sofia, de Blauwe Moskee, het Topkapi-paleis en de Grote Bazaar zijn een bezoek meer dan waard, maar ook de vele spoor-, tram- en metrolijnen en funiculairs worden niet uit het oog verloren, voordat Europa verlaten wordt.
Met een veerboot maken we de oversteek over de Bosporus naar het Aziatische station Haydarpasa. De Cumhuriyet Ekspresi zal ons naar Eskisehir brengen. De vier uur durende reis op het grotendeels enkelsporige traject verloopt voorspoedig tot bij Bilecki, waar de trein erg hard remt. Al snel bereikt ons het bericht dat “we” ontspoord zijn. Een rotsblok van 1,25 meter bij 1,25 meter op de rails, blijkt de boosdoener. Van de nood een deugd makend werd deze extra ingelaste “fotostop” dan ook gretig gebruikt om de ontspoorde eerste as van de E52 508 vast te leggen. Met een nieuwe loc bereiken we tenslotte Eskisehir om 23:22 uur met een vertraging van +277. We reizen eerst verder naar Ankara, waar we overstappen over op de nachttrein, de Cukurova Mavi, naar Adana in het zuiden van Turkije. Een enkeling vindt het wel jammer dat we in verband met het vroege aankomstuur in Adana (08:05 uur), het mooiste deel van het traject, door het Taurusgebergte in het donker moeten afleggen… Als we de volgende morgen door de eerste zonnestralen worden gewekt blijkt al vlug dat we niet helemaal volgens het spoorboekje onderweg zijn; het spectaculaire landschap door de bergen kan nog in volle glorie worden aanschouwd, want we hebben inmiddels een vertraging van 3 uur. Niemand die zich daar nog druk over maakt! Met de bus gaat de reis verder naar Aleppo in Syrië.
Onze eerste Syrische treinreis brengt ons van Aleppo naar Latakia, een havenplaats aan de Middellandse Zee met stoptrein 242, getrokken door een Alstom PRIMA. Onze trein heeft bij aankomst het inmiddels bekende Syrische kwartiertje vertraging, wat in dit geval één uur betekent. Na een bezoek aan de archeologische opgraving in Ugarit, keren we terug in Aleppo. Een dag later bezichtigen we Aleppo en bezoeken we de Grote Moskee, de Citadel en de Souq. Met een roestvrijstalen dieseltreinstel type DMU gebouwd in 2006 in Zuid Korea, rijden we naar Damascus, waar we aankomen met een beperkte vertraging van slechts 22 minuten, die verder geen naam mag hebben. Op 16 oktober bezoeken we de werkplaats in Damascus-Cadem, waar lange rijen locs, staan opgesteld voor de immense locomotievenloods met traverse. Bij een nadere beschouwing valt al snel op dat deze locs waarschijnlijk nooit meer zullen rijden. De eerste loc mist een drijfas, een ander loc z’n schoorsteen, weer een andere z’n koppelstangen enz. De Hartmann, Hohenzollern, Borsig, Jung & SLM stomers bewijzen al snel dat Cadem voor elke NVBS’er een waar “Walhalla” is. Een dag later zijn we al er vroeg bij voor de stoomrit naar Dera’a. Met loc 262 (Hartmann 4031/1918) passeren we stationnetjes die luisteren naar namen als Jebab, Khebab, Shakra en Ezra en zien we bedoeïenen die midden in de kale woestijn wonen met hun schaapskuddes. In ons reisprogramma lezen we dat we om 16:00 uur aan moeten/kunnen komen. Bijna traditiegetrouw lopen we een beetje vertraging op waardoor we ruim 95 minuten “in de plus” aankomen.
De volgende dag gaan we de Yarmuk-kloof in met als trekpaarden loc’s 91+262. De spoorlijn wringt zich hier letterlijk tussen steile rotswanden door om in de kloof te kunnen komen, waarna via imposante bruggen en (letterlijk adembenemende) tunnels wordt afgedaald naar Zeizoun. Een ontsporing lijkt bij het programma te horen, want binnen 20 minuten worden er 3 hersporingspogingen ondernomen, maar zonder het gewenste resultaat. Na ruim een uur wordt de trein, inclusief het ontspoorde rijtuig, 100 meter opgetrokken tot achter de boog. Weer exact 3 minuten later staat alles weer netjes in het spoor en kunnen we de terugreis met een “vlak kantje” op het wiel weer aanvaarden. Om 14:03 uur (+3) zijn we weer terug in Dera’a, waardoor dit de enige treinrit van onze reis was, waarbij we volgens dienstregeling aankwamen. In Bosra bezoeken we het Romeinse theater. Op zondag 19 oktober verlaten we Syrië en reizen we naar Jordanië. Onze loc is van Belgische makelij (Haine St.Pierre 2144/1955). Even voor de “noen” verlaten we Mafraq om al snel in de woestijn te belanden. De rit, gelardeerd met de nodige fotostops, gaat in een zeer gemoedelijk tempo, want na een uur hebben we “seffens” al 20 kilometer afgelegd. De laatste 20 kilometer begint het tracé flink te stijgen en zijn de bogen erg krap, waardoor onze “zuiderbuur” het er maar knap lastig mee heeft. Het aantal stops voor onbewaakte overwegen neemt snel toe en met moeite trotseert onze trein de drukke avondspits in Amman. Het aantal stops om onduidelijke redenen neemt ook “rapide” toe. De loc lijkt in elk geval minder goed stoom te maken. Uiteindelijk komen we min of meer “gefrituurd” aan in het al pikdonkere Amman. Voor de laatste 20 kilometer hebben we 2 uur en 40 minuten nodig gehad, een gemiddelde van 7,5 km/u.
20 oktober 2008 is de dag van onze laatste stoomrit: (Amman-Qatrana). Voor de steile klim uit Amman naar de hoogvlakte krijgt onze trotse “Pacific” 82 (Nippon 1610/1953) een dieselloc als voorspan. Daarna kan onze stomer het wel weer zelf af voor de rit door de Jordaanse woestijn. Zonder problemen bereiken we Qatrana met +34. Door de schitterende fotostops zijn we maar liefst 9,5 uur onderweg geweest voor de 103,8 km. De laatste dagen van onze reis staan in het teken van cultuur en broodnodige ontspanning. Bezoeken aan Petra, Wadi Rum, Aqaba en de Dode Zee vormen dan ook een waardig slot van deze mooie reis onder perfecte reisleiding van Geert Gorissen en assistent Ronald Bokhove.
Dit verslag is een verkorte versie van Wils pennenvruchten. Klik hier voor het uitgebreide verslag.
Klik hier voor een uitgebreid fotoverslag van Esther van Nie.