Sporen uit het verleden 19: de GTW
Excursie naar de Geldersche Tramwegen
door Frank Hoogenboom
Op een stralende zaterdag in september had de SNE voor ons weer een heerlijke speurtocht langs oude (tram)wegen uitgezet. Op 29 september en op 20 oktober 2018 bezochten we een deel van het net van de voormalige Geldersche Tramwegen (GTW) die in dit deel van de Achterhoek tot ver in de jaren ’50 van de vorige eeuw goederenvervoer had verzorgd en tot (kort) na de Tweede Wereldoorlog ook het personenvervoer. De GTW was ontstaan uit een veelheid aan kleinere trambedrijven die door de crisis tot samenwerking werden gedwongen. Dat er nog zo lang kon worden doorgegaan met de exploitatie, is wel een teken dat de samenwerking succes heeft gehad.
Onder de 28 deelnemers aan de excursie waren de nodige liefhebbers van nieuwe spullen en zij kregen de kans op station Zutphen het nieuwste NS-materieel op de gevoelige plaat vast te leggen. Excursieleider Ronald Bokhove kon vervolgens op de aanrijroute naar station Lichtenvoorde-Groenlo de meeste van de 28 deelnemers al in de trein van Arriva aantreffen. Onderweg viel ons de treurige aanblik van het stationsgebouw van Vorden op. Wie o wie zorgt dat het een goede bestemming krijgt… Nu we (bijna) allemaal al samen waren, zou de overstap op wagen 475 van de Geldersche Tramwegen (zie foto 1) op station Lichtenvoorde-Groenlo zo geregeld moeten zijn. Bij aankomst bleek echter toch een telefoontje naar chauffeur-van-dienst Bennie Groot Bruinderink nodig om de bus te ontwaren. Dat zal vroeger, toen er zowel ten noorden als ten zuiden van dit station trams vertrokken, beslist niet zo geweest zijn! Het prachtige stationsgebouw uit de tijd van illustere Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij was inmiddels verdwenen, zodat we het moesten doen met de belofte dat er een “Lokaal voor Verlof” tegenover het station zou komen (zie foto 2).
Wie anders dan ons zeer gewaardeerde NVBS-lid Jaap Nieweg zou ons deze dag hebben kúnnen begeleiden op onze tocht langs de Gelderse dreven? Zijn vader Hein, NVBS-lid van het eerste uur was jarenlang als directielid werkzaam bij de GTW en zo kreeg Jaap de liefde voor trams en treinen met de paplepel ingegoten! Uw verslaggever kan een zeker jaloezie hier niet onderdrukken, zeker aangezien Jaap in ons gezelschap de enige bleek te zijn die de Geldersche tram nog had zien rijden. Al mijn reisgenoten, ook de ouderen onder ons, hadden het allemaal van horen zeggen.
Als gezegd vertrokken er ooit vanaf ons beginpunt, station Lichtenvoorde-Groenlo, trams in twee richtingen: al in 1883 startte de Stoomtramweg-Maatschappij Lichtenvoorde-Groenlo een normaalsporige dienst richting Groenlo. De HIJSM deed de exploitatie. Mede omdat Groenlo al in 1884 een eigen station kreeg aan de lijn Winterswijk – Neede bleek deze stoomtramlijn niet rendabel. In 1911 werd exploitatie gestaakt maar in 1915 begon de Groenlosche Tram toch weer een dienst met een curieus tramstel waar de machinist in een motorwagen zat die wat verbreed was om langs de rijtuigen voor en achter hem te kunnen kijken. Ook dit initiatief was geen lang leven beschoren: in 1922 werd de zaak opgedoekt. Aangezien er hoegenaamd geen sporen van deze bedrijvigheid meer terug te vinden waren, richtten we onze aandacht op de Geldersch-Westfaalsche Stoomtram-Maatschappij (GWSM) die in 1908 haar 750 mm-lijn vanaf station Lichtenvoorde-Groenlo naar Zeddam had geopend en in 1910 een zijlijn Lichtenvoorde – Aalten – Bocholt (D). De laatste stond niet op ons programma, maar we volgden tot Terborg de lijn naar Zeddam, eerst kruipdoor-sluipdoor door de kom van Lichtenvoorde waar we ons inbeeldden waar station en remise ooit gelegen hadden, en stopten bij de brug over de Boven-Slinge bij Varsseveld. In het brugdek aldaar had de wegbeheerder met gevoel voor historie de tramrails behouden (zie foto 3). Deze plek gaf ons meteen ook een blik op de extreme droogte van dit jaar, want de Slinge bleek ten zuiden van de brug geheel te zijn drooggevallen!
Door Varsseveld ging het nu – met een rondje om de kerk – naar Terborg. De excursieleiding had hier bedacht dat het wel mooi zou zijn naar de plek te rijden waar voorheen het tramstation was gesitueerd en dat leidde tot de traditionele opgave aan onze chauffeur om zijn stuurmanskunsten te tonen in de krappe woonstraten van een buitenwijk. Nadat dit allemaal goed gekomen was verlieten we het tracé van de GWSM en zetten koers naar Doetinchem langs de lijn die de GSM vanaf 1881/2 tussen Terborg, Doetinchem, Doesburg en Dieren had geëxploiteerd. De aanleg van nieuwe ontsluitingen zoals de A18 zorgde er hier voor dat we soms wat om moesten rijden, maar daar was (wel) op gerekend. Tevens vond de excursieleiding het ook geen bezwaar de bus een zandpad op te sturen dat ooit het tracé van de tram had gedragen en ook hier bleek onze chauffeur zich weer uitstekend van zijn taak te kwijten! Hulde.
In Doetinchem stond een bezoek aan het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum op het programma. Dit museum, gevestigd naast station Doetinchem, is ontstaan vanuit de particuliere verzameling van Cor Ooijevaar. In de jaren ’90 had ik het museum wel eens bezocht, toen het nog in Borculo gehuisvest was. Inmiddels is het groter behuisd, maar eigenlijk zou het nog verder willen groeien en de vraag is of het daarvoor de ruimte gaat krijgen van NS, de eigenaar van het pand. Koffie en gebak lieten we ons hier natuurlijk smaken, terwijl we films keken uit de lang vervlogen tijden van de GTW en de verzameling bewonderden.
Bij het verlaten van de stad kregen we nog een laatste stukje tramrails te zien van de GSM en de Tramwegmaatschappij Zutphen-Emmerik. Die laatste maatschappij had vanaf 1902 gereden tussen Zutphen en ’s Heerenberg (vanaf 1903 door naar Emmerich en pas vanaf 1926 van Zutphen door naar Deventer). Het stukje rails lag in de landhoofden van de brug over de Oude IJssel (zie foto 4) en trok veel bekijks van de deelnemers, waar het voor de talloze passanten een onbetekenend detail zal zijn geweest. Even verderop verhaalde Jaap Nieweg ons over de periode na de Tweede Wereldoorlog dat vanaf de boorden van de Oude IJssel richting Doesburg werd vertrokken, omdat de brug de oorlog niet ongeschonden door was gekomen.
Intussen zaten we wat krap in de tijd, omdat er in Doetinchem diverse wegafzettingen waren, maar het mocht ons niet weerhouden om de plek van de oorspronkelijke en de latere remiseterreinen van de GTW te bezoeken waar Jaap ons natuurlijk zeer beeldend kon vertellen wat er allemaal (voor hem) te zien was geweest. De kantoren van de GTW stonden er nog in volle glorie (zie foto 5), maar van remises was inmiddels dankzij de voortwoekerende stadsvernieuwing niets meer te zien.
Op weg naar Doesburg stelde ik me voor hoe de goederentrams je hier in de jaren vijftig puffend langs de kant van de weg tegemoet gekomen moesten zijn. Wat een rust (?) zal dat geweest zijn! Bij Doesburg was vanaf 1953, na de aanleg van een rondweg om de stad en een brug over de IJssel, een met lichtsignalen beveiligde oversteek voor de tram in gebruik gekomen. Daar was nu niets meer van te zien, maar op film zag het er indrukwekkend uit, de iele tram die de brede weg overstak. Hoe breed de weg ook was, de afsluiting naar de IJsselbrug waarmee we op dat moment geconfronteerd werden, baarde de reisleiding zorgen…
In Doesburg hielden we halt bij de haven waar de grote loods die het hart van het goederenvervoer per tram was geweest, er enigszins gehavend bij stond. De sporen op de kade waren van de verrijdbare kranen die ook al geen werk meer hadden. Slechts de pleziervaart en campers maakte nog van de haven en het haventerrein gebruik. Gelukkig leken er investeerders te zijn die een bestemming voor de loods zouden hebben, al waren daar geen zichtbare tekenen van te zien. We wandelden langs de kade en de nieuwbouw-appartementen (wat een uitzicht!) min of meer over het tracé van de haventramlijn richting de plek waar ooit de tram via een schipbrug de IJssel had kunnen oversteken. Daarna ging het de stad in en bezochten we het streekmuseum de Roode Tooren waar we het model van de schipbrug bewonderden dat de Doesburgse havenmeester G.J. ter Haar tussen 22 september 1947 en 27 mei 1949 in 738 werkuren had gemaakt. Deze brug was dus tot 1951 in dienst geweest en de trams hadden er tot 1944 overheen gereden. Dat was natuurlijk geen sinecure en Jaap Nieweg vertelde dat er ooit een tram in het water was beland. Het was goed afgelopen met het personeel en de tram werd er weer uit getakeld, maar de dienstdoende machinist had wel bedongen dat hij nooit meer met een locomotief over de brug zou hoeven rijden! Toen de dienst eens wat in de war was geraakt en het er op leek dat hij naar de overkant zou moeten, moest er inderdaad een collega van hem opgeroepen worden om de tram te rijden! Eerlijk gezegd vindt uw verslaggever het bepaald begrijpelijk dat machinisten geen fan waren van deze oversteek. De huidige Inspectie zou er wel raad mee weten!
In etablissement De Waag waagden we ons aan een kleine versnapering en een drankje. Voor degenen die een speciaalbier hadden besteld, was de SNE mild: ook zij konden er zonder bijbetaling van genieten!
Inmiddels was duidelijk geworden dat de IJsselbrug bij Doesburg vanwege een spoedreparatie aan het wegdek die dag niet beschikbaar was, dus goede raad was duur. De schipbrug was een museumstuk geworden en Dieren – onze bedoelde bestemming – via Zutphen te ver om. Besloten werd in razende vaart over Westervoort en Velp terug te rijden en dan te kijken hoe ver we zouden kunnen komen om nog zoveel mogelijk van het lijngedeelte Dieren – Arnhem van de GSM te kunnen zien. Het werd uiteindelijk De Steeg vanwaar we terugreden naar het benzinestation in Velp dat de plek markeerde waar ooit het tramstation had gestaan. Op die plek stapten reizigers tussen 1887 en 1926 over op de Gemeentetram. Nadien lag er een eigen baan die langs NS-station Velp en de NS-sporen naar Arnhem en daarna onder de sporen Zevenaar-Arnhem door via de binnenstad station Arnhem bereikte. Eind 1944 was het met de hele dienst op het baanvak Arnhem-Dieren gedaan, wel begrijpelijk gezien de oorlogstoestand en de verwoestingen die daarbij werden aangericht. Vanaf de plek van het tramstation volgden we het tracé van de tram zoveel mogelijk en dat betekende weer halsbrekende toeren voor onze chauffeur die al de hele dag zonder stuurbekrachtiging aan dat grote wiel stond te sjorren. Nu reden we weer door zo’n buitenwijk, op een smalle weg langs het spoor met rechts van ons de berm waarin ooit de tramrails had gelegen. De weg maakte voor het hek van het terrein van Hogeschool Larenstein een meer dan haakse bocht naar links die pas na het nodige heen en weer steken genomen kon worden waarbij we natuurlijk blij waren dat er geen tegenliggers aan kwamen!
Voort nu door de nieuwbouwwijken van Arnhem totdat we een afslag konden nemen die ons terugbracht bij de poort waar ooit de tram onder de spoorlijn Zevenaar-Arnhem door gereden was. Jaap Nieweg vertelde dat de GSM onder andere tot verlenging van haar lijn richting Arnhem overgegaan was, omdat de Algemene Kunstzijde-Unie (AKU) die vlakbij de route naar Arnhem gevestigd was, wel spoorvervoer wilde en het met de spoorwegen niet eens kon worden over de tarieven. Toen de GSM overeenstemming met de AKU had en met de aanleg van een zijspoor wilde beginnen, kwamen de spoorwegen ineens met betere voorstellen! Het tramspoor naar de AKU is er wel gekomen en heeft ook een aantal jaren gefunctioneerd. We liepen tot bij de poort waarmee het onder de spoorlijn Arnhem-Zutphen door ging. Mooie plek voor een groepsfoto waarbij zij aangetekend dat naderende automobilisten zo vriendelijk waren even te wachten tot de fotograaf zijn werk had gedaan. Zo kan het dus nog! Het laatste stukje van onze route ging door brede lanen waar de tram ooit dubbelspoor had gehad, een hele luxe voor de GTW!
De excursie van 29 september werd op 20 oktober herhaald, wederom onder fraaie weersomstandigheden maar nu zonder stremming van de IJsselbrug. Nu hadden 42 deelnemers de reis naar de Achterhoek gemaakt, waarmee de touringcar tot de laatste plaats bezet was. Dank aan Jaap Nieweg voor zijn medewerking aan beide excursies, die het GTW-verleden weer tot leven brachten.