Op de Rails – 2013 – nr. 11 (november)
Spoorwegen in en om Amsterdam
door J.M. ten Broek
In een periode van veertig jaar is heel veel veranderd in de spoorweginfrastructuur in Amsterdam en wijde omgeving. Parallel daaraan veranderden de dienstregeling, de planning en de uitvoering mee. Vier decennia van groei en verandering zullen we nu eens niet alleen bekijken aan de hand van politieke besluitvorming, data en schema’s, maar vooral in de vorm van herinneringen van een spoorman die veel van de Amsterdamse ontwikkelingen van de jongste vier decennia van nabij heeft meegemaakt. Een paar schoolverlaters kwamen vroeg in de jaren zeventig bij de Nederlandse Spoorwegen in dienst om een leidinggevende functie in het lagere of middenkader te gaan vervullen. Zij liepen de stages van hun opleiding in Amsterdam en een aantal van hen is er pas vele jaren later weggegaan, een van hen pas 38 jaar later. Deels aan de hand van hun ervaringen zullen we een tocht door de tijd maken en door wat in spoorland tot ‘het Amsterdamse’ gerekend wordt.
Varende treinen
door John Krijgsman
In 1850 maakte voor het eerst een trein een overtocht met wat toen nog een ′drijvende spoorweg′ werd genoemd. Het was het begin van een periode van meer dan een eeuw waarin spoorveerboten op honderden plekken op de hele wereld werden ingezet om rivieren, meren en zeeën over te steken, met aan dek of in hun buik railvoertuigen. Als je het per schip vervoeren van railvoertuigen nader onderzoekt vind je overigens al in 1835 de vermelding van een ‘coal waggon boat’ die werd ingezet om karretjes met kolen van de Monkland and Kirkintilloch Railway in Schotland te transporteren over het Forth and Clyde Canal. Desondanks wordt 1850 in het algemeen gezien als het beginjaar van spoorwegveerdiensten omdat er toen voor het eerst sprake was van het op en van een schip rijden van wat men als regulier spoorwegmaterieel kon beschouwen. Europa kent nu nog maar een tiental verbindingen waar spoorwegmaterieel wordt verscheept. Het betreft vooral goederenvervoer; het dagelijks overzetten van reizigerstreinen gebeurt nog maar op twee routes. Buiten Europa zijn er ook nog enige tientallen spoorveerdiensten.
Tramnostalgie in the middle of nowhere
door Vincent Vreeken
De locatie van het grootste trammuseum van Groot-Brittannië is op zijn zachtst gezegd merkwaardig te noemen. De voormalige zandsteengroeve nabij het buurtschap Crich is bepaald geen plaats waar men een tram zou verwachten. Toch werd dat de locatie waar in 1959 een groep tramliefhebbers besloot een museumtramlijn te beginnen. Het eerste initiatief dat tot het latere museum leidde werd genomen in augustus 1948 tijdens het afscheid van de tram in Southampton. Het was in een periode dat het ene na het andere Britse trambedrijf het loodje legde. Enkele leden van de in 1937 opgerichte Light Railway Transport League, die deelnamen aan de afscheidrit, informeerden bij de trammaatschappij van Southampton of het mogelijk zou zijn de voor sloop bestemde dubbeldekkertram waarin zij gereden hadden over te nemen. Dat kon. Voor de oudijzerprijs van tien pond werden zij eigenaar van de nog in oorlogsgrijs gehulde tramcar 45, een dubbeldekker met open bovendek. De wagen werd later teruggebracht in de afleveringstoestand en vormt nu een van de topstukken van de collectie van het National Tramway Museum in Crich.