Deutsche Bundesbahn van klassiek naar modern (deel 2)
Presentatie door Bert van der Kruk
De BR 103 waar deel 1 mee eindigde, bijt vanavond het spits af in dit tweede deel van deze Duitse rondreis. We volgen wederom het nooit stoppende proces van vernieuwing en modernisering en dat zorgt weer voor een enorme variatie in locomotieven en treinstellen. Het voert te ver hier alles te vermelden, maar tientallen verschillende series zullen de revue passeren.
Een kleine greep uit de inhoud. De voorloper van de hoge snelheidsgeneratie treinstellen, de BR 403, vormt een schril contrast met het dieselmaterieel van de BR 627 en 628 die toch hetzelfde geboortejaar hebben als de BR 103. Bij de elocs deden de BR 111, 120, 151 en 181 hun intrede, die op hun beurt weer opvolgers kregen die heden ten dage nog volop actief zijn. Om sneller te kunnen rijden op bochtige trajecten werd, met wisselend succes, materieel gebouwd met kantelbaktechniek. De S-Bahnnetten rondom de grote steden kwamen tot stand of werden uitgebreid en er verschenen nieuwe series metro-achtige treinstellen.
Door de val van de muur in 1989 kwam er een invasie aan DDR-locomotieven in de oude Bundesländer. Een nieuw tijdperk begon toen vanaf 1991 de ICE’s het intercityverkeer gingen domineren. Het fenomeen “marktwerking” zorgde voor een ware revolutie in de spoorwegwereld. Particuliere vervoerders verschenen in het goederen- en reizigersverkeer en zorgden, dikwijls nog met elocs van oudere series, voor een bonte kleurenpracht op de rails. De inzet van meerspanningmaterieel zorgde in het internationale verkeer voor tijdbesparende grensovergangen waarvan onder andere de Vectron een goed voorbeeld is. Sinds de eeuwwisseling is de instroom van nieuw materieel echter niet meer te stoppen.
Het jaar 2020 werd voor dit programma aangehouden als slot van dit veelomvattende onderwerp dat vanzelfsprekend nooit compleet kan zijn maar waarin naast al dat railgeweld toch ook nog wel wat ruimte was voor wat andere plaatjes rondom het railgebeuren.